Zoals alle zenuwvezels in ons lichaam worden ook de oogzenuwvezels tijdens ons leven geleidelijk minder in aantal. Meestal is de schade pas merkbaar bij een verlies van meer dan 50%. Verloopt deze afbraak echter, om welke reden dan ook, sneller dan normaal dan ontstaat glaucoom. In de praktijk komt het helaas vaak voor dat deze ontwikkeling pas wordt geconstateerd op het moment dat het kwaad al is geschied. Er vallen dan ‘gaten’ in het gezichtsveld. Dan is het al te laat, want glaucoom is namelijk niet te genezen. De oogarts kan met behulp van medicijnen of een operatieve ingreep de ontwikkeling slechts vertragen of misschien stopzetten. De verloren gegane zenuwvezels komen echter niet meer terug en dus ook het verloren gegane gezichtsvermogen niet. Het is dus zaak de diagnose glaucoom zo vroeg mogelijk te stellen.
Er is een aantal factoren te noemen die een verhoogde kans op glaucoom met zich meebrengen:
Met de GDx VCC wordt niet de oogdruk maar de dikte van de zenuwvezellaag van het netvlies gemeten. Hierbij worden minimaal 6 opnamen van ieder oog gemaakt. Deze opnamen worden in de computer opgeslagen. Bij een eventuele latere keuring kunnen deze door de computer vergeleken worden met de situatie op dat moment. Op deze manier kan exact worden vastgesteld wat er verloren is gegaan en daaruit kan worden afgeleid of er sprake is van een voor normale of afwijkende gang van zaken.